zondag 6 november 2011

Sal

Na de bijboot te hebben opgeblazen richting kade. De kademuur is ook de plaats waar de gevangen vis aan land wordt gebracht. Het halve dorp Palmeira is uitgelopen en er is een enorme drukte bij het aan land brengen van de vis. Net zoals in Nederland hebben de vrouwen hier de broek aan (;-)). Met luide stem en met vele gebaren maken ze duidelijk wat ze willen én wat ze niet willen.

Het vissersdorpje Palmeira is klein en niet toeristisch ondanks enkele souvenirswinkeltjes en straatverkopers. Na me te hebben gemeld bij de Delegacao Maritima en de Policia de Frontaira en onder afdracht van 5 euro ben ik terug naar mijn bootje gegaan om de gele vlag door de Kaapverdische vlag te vervangen.
Met vier boten (2 Engelse (Spruce en Mary Ann II, 1 Noorse (Frida) en ik (Sya)) afgesproken om een georganiseerde tour over het eiland te maken. Achter in de laadbak van een pickup rij je over de zandvlakten maar ook ga je met met zo'n 100 km per uur over de grote weg. 
Zelfs op zo'n klein eilandje (216 km2) zijn er verschillen. In het zuiden bij Santa Maria zijn de ressorts en lopen de roodverbrande toeristen en rondom het stadje Espargos zie je de krotten opgetrokken uit golfplaten. 
Veel woningen in de plaatsjes zijn permanent in een bouwfase. Zodra de eigenaar wat geld heeft koopt hij een paar stenen en metselt zelf weer een paar rijen erop.  
Er is geen waterleidingnet. Al het water in Palmeira wordt vanaf een ontziltingsinstallatie aangevoerd en centraal gedistribueerd. Zelf wilde ik ook wat water aanvullen dus stond deze West-Europeaan met twee kleine jerrycans in de rij. Ook hier: de vrouwen regelen het. Ondanks dat je de taal Kriolo niet verstaat heb je goed door wat je moet doen. Binnen in het gebouw kan je je jerrycans vullen en na betaling van een paar escudos (vergelijkbaar met eurocenten) ging ik met de jerrycans in de bijboot weer terug naar Sya.
Toen ik dit blog wilde bijwerken was er geen elektriciteit in Palmeira dus ook geen internet. Dan maar naar Espargos en Santa Maria. Dan kan ik daar ook de sfeer proeven. Er rijden hier taxi's en locale busjes. Deze busjes zijn van die Toyota vans waarin 15 personen gepropt worden. Je hebt de chauffeur en een 'ronselaar'. Hangend uit het raam roept hij iedereen aan. Nadat ik was ingestapt verwachtte ik dat we onderweg zouden gaan. Nee hoor, al toeterend en vele blokjes rijdend worden overal mensen opgepikt. Zodra het busje vol is gaat het onderweg. En vol betekent inclusief jerrycans en manden vol fruit. Nog net geen kippen erbij. In Espargos en Santa Maria was ook geen elektra en internet. Begrepen dat de elektra-uitval vaker voorkomt en dan nog meestal op een zaterdag. Espargos is op zichzelf niet bijzonder maar als je er alleen rondloopt krijg je goede indrukken.
Bij enkele kleine supermarkten wat levensmiddelen kunnen kopen en bij de bakker brood. In een klein gebouw zat een oude man naast een vuil bed. Op mijn vraag: 'Do you have bread, pain?' om meteen bij meertaligheid te bewijzen wees hij naar een doek. En ja onder de doek lag wat brood. Twee broden uitgekozen. Aan boord kreeg ik het gevoel dat het verse brood al was uitverkocht en dat dit een restantje van gisteren of eerder was. Zo smaakte het ook.
Ondanks het zeer grote verschil met bijvoorbeeld de Canarische eilanden was het voor me geen cultuurshock. Je bent welkom en de mensen zijn erg vriendelijk. Door zelf je eigen gedrag aan te passen en geen west-Europese verwachtingen te hebben valt het goed. Nee, dat rustigere tempo is wel lekker! En als afsluiting een foto van mijn vriendin. Een echte big mama.
Ok,  dan nu de echte afsluiting. In de haven nabij de grote kade ligt een vissersschip. Er is geen enkele motivatie op het te bergen. Ze gebruiken gewoon de kade iets verderop.


Ik denk dat ik nog een paar dagen naar een ankerplek in Baia da Mordeira ga om daar wat te zwemmen en te snorkelen en van daaruit 's nachts (de afstand is te groot om het bij daglicht te varen; daarom keuze om 's ochtends bij daglicht aan te komen) naar het eiland Sao Nicolau te varen.